Home

Ogen en Zien

Je moet beter leren kijken, houd je ogen eens open, ergens een oogje op hebben. Allemaal gezegdes en uitdrukkingen die met ogen en zien te maken hebben. Echter zien doe je niet met je ogen. Je ogen zijn alleen maar een zintuig, die informatie, bestaande uit lichtbeelden, omzet in zenuwprikkels en doorgeeft naar de hersenen. De werking van de ogen is hierbij natuurlijk wel van essentieel belang. Onderstaand hebben we een kleine opsomming gemaakt van de werkwijze en de afwijkingen die bij het doorsturen van deze informatie te maken hebben.



  Anatomie en fysiologie van het zien
Zien is meer dan alleen maar de ogen op een bepaald voorwerp richten. Voordat een voorwerp herkend wordt, heeft er al de nodige informatie-uitwisseling in de hersenen plaatsgevonden. Onderstaand geven wij een globaal idee hoe de informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen de ogen en de hersenen.

De ogen liggen omgeven door de nodige beschermende botten in het hoofd waarbij de oogleden zorgen voor bescherming tegen inkomend vuil en ook voor bevochtiging van het hoornvlies. Het hoornvlies (of cornea) is het voorste heldere vlies van het oog wat als een soort venster in de sclera (het witte oogbot) ligt wat de buitenste grens van de oogbol vormt.

Oog


Aan de voorzijde is het oog in de oogkas afgesloten van de buitenwereld door het bindvlies (conjunctiva), dat aan de rand van het hoornvlies begint, over de sclera (het oogwit) doorloopt tot achter de oogleden en vervolgens terugplooit naar de binnenzijde van de oogleden.

De kleur van de iris (of regenboogvlies) wordt bepaald door de hoeveelheid pigment. Veel pigment geeft bruine ogen, weinig pigment blauwe ogen. De iris regelt ook de hoeveelheid licht die het oog binnenkomt door te zorgen voor een kleinere pupil-opening bij veel licht of een grotere pupil-opening bij weinig licht.

De kijkrichting van de ogen wordt bepaald door 4 rechte en 2 schuine oogspieren per oog, waarbij er een goede samenwerking aanwezig moet zijn tussen de ogen (het zogenaamde 'binoculaire zien') omdat er anders dubbelbeelden ontstaan die niet of moeilijk te onderdrukken zijn.

Spieren


Het licht, afkomstig van een voorwerp, komt via het hoornvlies het oog binnen, gaat vervolgens door de pupil-opening en de direct daarachter gelegen ooglens verder, vervolgt zijn weg door het glasachtig lichaam waarna het beeld tenslotte wordt gevormd op het netvlies (retina).

Oog



In rusttoestand staat het oog in principe op oneindig ingesteld. Bij voorwerpen die zich dichterbij bevinden, zal het oog instellen op deze kortere afstand door de accommodatie-spier aan te trekken waardoor de diameter van deze rond de ooglens lopende spier kleiner zal worden. Hierdoor zal de ooglens vanwege zijn functionele bouw boller worden, waardoor er de extra sterkte ontstaat die zorgt voor een scherp beeld op het netvlies van dit dichterbij gelegen voorwerp.

De afbeelding van een voorwerp wordt ondersteboven en links-rechts verwisseld afgebeeld op het netvlies. Voor de opname van alle informatie bevinden zich er in het netvlies lichtgevoelige cellen in de vorm van kegeltjes en staafjes. De kegeltjes (ongeveer 6.5 miljoen) zijn aangepast aan helder licht en in staat om kleur en fijne details waar te nemen. Ze komen het meest voor in de fovea (gele vlek) en nemen naar de rand van het netvlies in aantal af. De staafjes (ongeveer 115 miljoen) werken hoofdzakelijk in schemerige of donkere omstandigheden, kunnen geen kleuren onderscheiden en dienen hoofdzakelijk voor de onderscheiding van variaties tussen zwart en wit. Ze ontbreken in de fovea en nemen in concentratie sterk toe naar de rand van het netvlies.
De informatie van deze 120 miljoen lichtgevoelige cellen wordt via de optische zenuw, bestaande uit maar ongeveer 1.2 miljoen zenuwvezels, vervoerd naar de hersenen. Ongeveer halverwege worden deze zenuwvezels gedeeltelijk gekruist, waardoor informatie uit het rechter deel van het gezichtsveld in het linker deel van de hersenen terecht komt en omgekeerd. Na deze kruising (chiasma opticum) lopen de optische zenuwen verder naar een paar zenuwknopen (corpus geniculatum laterale) waar een verdere koppeling en verdeling plaatsvindt voordat de zenuwvezels verder lopen naar het visuele centrum (area striata) in het achterhoofd.

Visuele baan


De verhouding van één zenuwvezel op ongeveer 100 lichtgevoelige cellen heeft te maken met de organisatie van het visuele systeem in twee stromen. Eén van deze stromen zorgt voor de gedetailleerde waarneming, waarbij hoofdzakelijk de fovea betrokken is. Hierbij wordt nagenoeg één lichtgevoelige cel gekoppeld op één zenuwvezel. Deze informatie heeft meer tijd nodig om de hersenen te bereiken maar is veel gedetailleerder. De andere stroom zorgt voor het grote geheel, waarbij de waarneming veel globaler plaatsvindt en waarbij veel meer lichtgevoelige cellen zijn gekoppeld op één zenuwvezel. Een deel van deze informatiestroom zal ook sneller signalen door geven naar de hersenen waardoor snelle reflexbewegingen mogelijk zijn (bijvoorbeeld bij plotseling opkomend gevaar in de rand van het gezichtsveld).

Bij het 'zien' krijgen we altijd het idee dat het hele gezichtsveld wat we waarnemen 'scherp' is. In werkelijkheid klopt dit niet. Naarmate voorwerpen zich verder in de periferie van het gezichtsveld bevinden, zijn ze een stuk waziger en bestaan ze uit niet meer dan wat ruwe contouren en vlakken. Het idee dat ze scherp zijn, wordt veroorzaakt doordat we met snelle oogbewegingen de omgeving aftasten, waarna het (visuele) geheugen zorgt voor de verdere invulling.

Blijf bv maar eens letten op dit 'woord' in deze zin en blijf daar naar kijken.

Waarschijnlijk zijn de woorden 'dit' en 'in' die er links en rechts naast staan nog wel te herkennen, maar nog verder naar links en rechts zijn de woorden alleen nog maar wat vage contouren.

Met andere woorden, zien is meer dan alleen maar ergens de ogen op richten.


  Refractie-afwijkingen
Het grootste gedeelte van de afwijkingen die aan de ogen voorkomen bestaan uit refractie-afwijkingen. Hierbij wordt het licht op een verkeerde manier afgebogen (=refractie) waardoor er geen scherpe afbeelding op het netvlies ontstaat. De oorzaak ligt meestal aan het te lang of te kort zijn van het oog maar kan ook liggen aan de verkeerde of een onregelmatige bolling van het hoornvlies aan de voorzijde van het oog. Door de oogleden tot spleetjes samen te knijpen kan door een betere scherptediepte wel wat verbetering behaald worden, maar het is moeilijk lang vol te houden en kan resulteren in hoofdpijn, lichtgevoeligheid, brandende of tranende ogen, dubbelzien en nog diverse andere klachten.


  Bijziendheid
Bijziendheid of myopie is de afwijking waarbij het oog te lang of de hoornvlies-bolling te sterk is. Hierdoor zal de afbeelding van een voorwerp op afstand niet scherp op het netvlies worden afgebeeld maar ervoor. Door deze afwijking worden alleen voorwerpen op kortere afstand nog scherp op het netvlies afgebeeld. Om deze sterkte te corrigeren zijn glazen of contactlenzen in min-sterktes nodig. Ook kan er tegelijk een astigmatische afwijking bij aanwezig zijn.


Over het algemeen is het geen aangeboren afwijking, maar ontstaat deze sterkte meestal gedurende de eerste 20 levensjaren. Vooral in de groeiperiode kan een sterkere toename aanwezig zijn, maar ook op latere leeftijd kunnen er veranderingen optreden.
Bij lagere sterktes (tot -1.00 / -1.50) kan een bril voor op school, tv-kijken of voor autorijden vaak voldoende zijn. Bij hogere sterktes is een bril of zijn contactlenzen voor de hele dag wel nodig.


  Verziendheid
Verziendheid of hypermetropie is de afwijking waarbij het oog te kort of de hoornvlies-bolling te zwak is. Hierdoor zal de afbeelding van een voorwerp op afstand niet scherp op het netvlies worden afgebeeld maar erachter. Door te accommoderen kan het oog deze afwijking (gedeeltelijk) compenseren. Voor het lezen moet het oog dan nog meer accommodatie leveren, wat dan vaak niet meer te op te brengen is. Vandaar de naam 'verziendheid'. Om deze sterkte te corrigeren zijn glazen of contactlenzen in plus-sterktes nodig. Ook kan er tegelijk een astigmatische afwijking bij aanwezig zijn.


Verziendheid kan vaak een aangeboren afwijking zijn die op jonge leeftijd niet direct hoeft op te vallen omdat het oog dan nog een enorm accommodatie-vermogen heeft. Wel kan er dan een scheelstand van een oog en dubbelzien optreden waardoor er gemakkelijk een 'lui oog' kan ontstaan. Ook op latere leeftijd (40+) kan verziendheid ontstaan als gevolg van veranderingen in de ooglens. Dit resulteert dan meestal in leesklachten en vermoeidheid of hoofdpijn bij bv beeldschermwerk.
Vooral erg zwakke sterktes (+0.25 / +0.50) kunnen vaak flink hoofdpijnklachten veroorzaken, terwijl de gezichtsscherpte dan prima is. Een continu aangespannen accommodatie om deze sterkte te compenseren is dan de oorzaak.


  Astigmatisme
Astigmatisme is over het algemeen een afwijking aan de voorzijde van het oog, waarbij het hoornvlies onregelmatig gekromd is. In een richting is het oog dan boller als in de andere richting. Hierdoor zal een puntvormig voorwerp nooit als een puntvormig brandpunt worden afgebeeld maar in brandlijnen. Bij het zogenaamd samengesteld astigmatisme bevindt de ene brandlijn zich dan voor het netvlies, en de andere erachter. Indien er tegelijk ook van myopie of hypermetropie sprake is, bevinden deze brandlijnen zich allebei respectievelijk voor of achter het netvlies. Om deze sterkte te corrigeren zijn zogenaamde torische glazen nodig waarmee dit sterkte-verschil tussen deze twee richtingen wordt opgeheven. Deze torische glazen bestaan uit een sferische component met in alle richtingen dezelfde sterkte en een cylindrische component met een sterkte in maar één richting. Ook met vormstabiele contactlenzen is deze afwijking te corrigeren, en afhankelijk van de sterkte misschien ook met torische zachte contactlenzen.


Astigmatisme is een erg veel voorkomende afwijking. Alleen hebben de meeste mensen er geen last van. Een geringe mate van astigmatisme (0.25 / 0.50) hoeft dan ook vaak geen problemen te geven. Wanneer er een matig tot sterk astigmatisme aanwezig is, kan dit resulteren in vermoeide, pijnlijke ogen en hoofdpijn. Bovendien kunnen er door dit sterkte-verschil dubbelbeelden zichtbaar worden die bijvoorbeeld met tv-kijken, beeldschermwerk en lezen erg storend kunnen zijn.


  Leeftijds-verziendheid
Leeftijds-verziendheid of presbyopie is een 'afwijking' waarmee iedereen vroeg of laat te maken krijgt. Meestal begint het rond het 45ste levensjaar en de eerste verschijnselen zijn te korte armen en steeds meer licht nodig bij het lezen. Deze afwijking is gemakkelijk te corrigeren met een leesbril. Bij bestaande brildragers komt er dan een (onzichtbaar) leesgedeelte onder in de bril. Met contactlenzen is deze sterkte ook wel te corrigeren, maar zal nooit de scherpte opleveren die we met een leesbril kunnen behalen.


Deze afwijking wordt veroorzaakt doordat de elasticiteit van de ooglens achteruit gaat waardoor het instellen van de ooglens op kortere afstand (accommoderen) steeds moeilijker wordt. Deze vermindering van het 'accommodatie-vermogen' begint eigenlijk al vrij kort na de geboorte. Een baby kan zijn ogen gemakkelijk instellen op een sterkte van +15.00, maar rond het 45ste jaar hebben we daar dan nog maar ongeveer +2.00 van over, wat inhoud dat we nog maar scherp kunnen instellen op afstanden vanaf een halve meter. Naarmate de leeftijd toeneemt zal dit accommodatievermogen steeds minder worden en kan er behalve voor de normale leesafstand (30-40 cm) ook een aparte sterkte nodig zijn voor de tussenafstand (60-80 cm = beeldschermwerk). Deze sterktes kunnen dan eventueel gecombineerd worden in één bril.


  Overige afwijkingen
Buiten de normale refractie-afwijkingen is er ook nog een groep afwijkingen die in meer of mindere mate beperkingen kunnen geven aan het zien. Over het algemeen zijn dit geen ziektes, maar min of meer aangeboren afwijkingen of veranderingen ten gevolge van het ouder worden.


  Lui oog
Amblyopie, ook wel een 'lui oog' genoemd, is geen afwijking van het oog zelf. Het oog op zichzelf kan hierbij prima functioneren, maar de informatie die het oog doorstuurd naar 'achteren' wordt niet goed door de hersenen verwerkt. Meestal is dit het gevolg van een groot sterkteverschil tussen de ogen of scheelzien op jonge leeftijd. Hierdoor ontvangen de hersenen dubbelbeelden waarna een van deze beelden door de hersenen genegeerd wordt en het zien voor dat oog dus niet goed tot ontwikkeling komt, vooral het centrale, gedetailleerde zien.
Door middel van 'afplakken' van het goede oog en indien nodig ook correctie van een sterkte- of standafwijking kan zo'n amblyoop oog weer 'geactiveerd' worden. Dit moet over het algemeen dan wel voor het achtste levensjaar geschieden.


  Scheelzien
Scheelzien of strabisme is een afwijking waarbij er een verschil is tussen de richting waarin de twee ogen kijken. Een van deze twee ogen kan dan bijvoorbeeld naar buiten (exo-) of naar binnen (eso-) gericht staan of hoger (hyper-) of lager (hypo-).
Is deze afwijking duidelijk zichtbaar dan spreekt met van een tropie (dus exotropie e.d.). Het effect hiervan is dat de twee afzonderlijke beelden van de ogen dan niet meer samenvallen, maar dus dubbelbeelden veroorzaken. Is dit op zeer jonge leeftijd het geval, dan kan er dus een amblyoop of lui-oog oog ontstaan.


Bij een niet te grote afwijking kunnen de oogspieren dit verschil compenseren. Men spreekt dan van een forie (dus esoforie e.d.). Soms kan deze compensatie erg veel moeite kosten en klachten geven in de vorm van hoofdpijn, vermoeide ogen en soms dubbelzien.
Over het algemeen is deze afwijking aangeboren, maar kan het heel lang sluimerend en zonder klachten blijven. Op latere leeftijd kan deze 'compensatie' dan ineens losgelaten worden waarbij dan wel klachten ontstaan. Deze afwijking is te corrigeren met prismatische brilleglazen. In uitzondelijke situaties, en meestal op jonge leeftijd, kan een chirurgische ingreep nodig zijn, waarbij een van de oogspieren verplaatst wordt.


  Fixatie Disparatie
Waar men bij scheelzien of strabisme praat over wat grotere prismatische afwijkingen, praat men bij fixatie disparatie over erg kleine prismatische afwijkingen die toch behoorlijke klachten kunnen geven.
Om goed binoculair te zien (het kijken met 2 ogen) moeten beide ogen exact naar hetzelfde punt kijken. Als dit op de juiste manier gebeurd is er duidelijk diepte-zien (stereopsis) aanwezig. Wanneer dit niet helemaal goed gebeurd kunnen de hersenen de beelden van de 2 ogen niet goed tot een geheel laten versmelten. Er is wel stereopsis aanwezig, maar het beeld is onrustig. In dit geval spreken we van fixatie disparatie.


De moeite die de ogen en de hersenen bij fixatie disparatie moeten leveren kunnen resulteren in onder andere de volgende klachten:

De grootte van de fixatie disparatie wordt gemeten met de MKH pola-testmethode. Het brilrecept dat daaruit volgt, zal een combinatie zijn van de normale correctie (die ook nul kan zijn) en een prismatische correctie.

Dyslexie Nevenstaande plaatjes geven een indruk van hoe een patiënt met fixatie disparatie teksten kan ervaren. Het is zeer aannemelijk om te veronderstellen dat een FD-patiënt tijdens een dyslexie-onderzoek vaak als dyslectisch zal worden beschouwd, terwijl dit niet het geval is en de visuele afwijking goed te corrigeren is met een prisma-bril.

Kijk voor het onderzoek naar fixatie disparatie bij Optometrisch onderzoek. Meer informatie is ook te vinden bij Functionele Oogzorg.


  Kleurenblindheid
Ishihara-29 De kegeltjes in het netvlies zijn gevoelig voor kleur. Er zijn kegeltjes voor rood, groen en blauw. Wanneer één van deze soorten niet of niet goed is aangelegd, spreekt men van gestoord kleurenzien. De kleuren worden dan anders waargenomen dan bij iemand met normaal kleurenzien. Kleurenblindheid is een afwijking die bij 8 % van de mannen en maar bij 0.4 % van de vrouwen voorkomt. De meest voorkomende vorm is die waarbij rood met groen verward wordt. Volledige kleurenblindheid, dus alleen maar in grijstinten zien, komt maar zelden voor (3 op de 100.000). Ishihara-45
Aan kleurenblindheid is niets te doen. Bij sommige beroepen kan dit dan ook tot problemen leiden. Denk bijvoorbeeld aan verfmengen en bij de controle van gekleurde producten zoals textiel, voedsel en keramiek. Het spreekt vanzelf dat een kleurenblinde ongeschikt is voor dergelijke beroepen. Ook de elektronicus en de elektricien die te maken krijgen met kleurcodering van bedrading en elektrische componenten zullen problemen ondervinden. Bij de beroepskeuze zal een kleurenblinde zich daarom altijd goed moeten laten informeren over eventuele eisen die gesteld worden aan het kleurenzien. Ook als die eisen er niet zijn (maar wel voor de hand zouden liggen, zoals voor modeontwerpers en interieurarchitecten), is het aan te raden om tenminste de mate van kleurenblindheid te laten testen. (In bovenstaande 2 testen zouden bij het normale kleuren zien de getallen 29 en 45 zichtbaar moeten zijn. Wel is dit erg afhankelijk van de kwaliteit van uw beeldscherm.)
Veel informatie over kleuren zien en kleurenblindheid is ook te vinden op de volgende websites:
Kleurenblindheid.nl met uitleg en testen over kleurenblindheid (Nederlands)
Emday met een uitgebreide uitleg over kleuren en kleurenblindheid (Nederlands)
Vischeck met simulaties van kleurenblindheid (Engels)
Toledo met een kleurenblindheid-test (Engels)


  Vliegjes
'Vliegjes' zien, Mouches Volantes, floaters. Allemaal benamingen voor het zien van kleine, grijze vlekjes, die in meer of mindere mate met het oog meebewegen. Deze afwijking ontstaat doordat er in het glasachtig lichaam in het oog als gevolge van leeftijdstoename wat veranderingen kunnen optreden. Deze vulling van het oog is een wat gelei-achtige, heldere stof, waarin wat structuren aanwezig zijn. De vezels waaruit deze structuren zijn opgebouwd, kunnen met het ouder worden hun helderheid verliezen en het geheel kan wat gaan krimpen. Bij het kijken naar een heldere achtergrond (witte tafel, heldere lucht) of bij een bepaalde lichtinval, kunnen deze vezels dan schaduwen op het netvlies achterlaten, die dan als 'vliegjes' worden waargenomen. Op zich is er aan deze afwijking niets te doen. Het beste is er niet teveel op te letten. Mochten er echter plotseling veel meer tevoorschijn komen, al of niet samen met lichtflitsen, dan is een controle door de oogarts / optometrist op korte termijn noodzakelijk (zie ook netvliesloslating).


  Oogziektes
Onder oogziektes verstaan we afwijkingen aan de ogen waarbij een medische behandeling of medisch ingrijpen nodig of noodzakelijk is. Hieronder hebben we enkele van de meest voorkomende ziektes nader uitgelegd. Meer afwijkingen met betrekking tot de ogen zijn te vinden op de site voorlichting van het Nederlands Oogheelkundig Genootschap


  Staar
Staar of cataract is een normaal verouderingsproces waarbij de heldere ooglens, die zich net achter de pupil bevindt, troebel wordt. Sommige mensen merken al rond hun vijftigste dat hun ooglens troebel wordt, maar meestal doen de eerste verschijnselen zich later voor. Als de staar zich in het midden van de ooglens bevindt zal deze eerder klachten geven. Door de staar gaat u waziger, grauwer zien. Soms kan met negatievere brilleglazen (dus iemand met plus-glazen krijgt een zwakkere sterkte, iemand met min-glazen een hogere sterkte) het gezichtsvermogen nog wel wat verbeterd worden maar op den duur werkt dit ook niet meer.
Staar Als de staar te ver gevorderd is of, afhankelijk van het dagelijkse werk of hobby's, te veel hinder geeft, is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij deze operatie wordt de troebele ooglens verwijderd en vervangen door een kunststof lensje. De operatie wordt onder plaatselijke verdoving uitgevoerd en indien de gezondheid redelijk is, levert deze operatie heel weinig risico's op. Voor de operatie wordt ook de sterkte van het kunststof lensje bepaald. Deze sterkte wordt zo gekozen, dat u in principe na de operatie zonder bril op afstand scherp kunt zien. Of dit mogelijk is, is ook afhankelijk van de brilsterkte, en met name de cylindersterkte (zie astigmatisme) die u voor de operatie had. Een leesbril blijft wel altijd noodzakelijk. Over het algemeen is 3 tot 4 weken na de operatie de resterende sterkte weer te bepalen en kan een bril aangemeten worden. (Op de foto een ooglens met een duidelijke centrale troebeling. De pupil is op deze foto sterk verwijd om de staar beter zichtbaar te maken. Normaal is de pupil een stuk kleiner.)


  Verhoogde oogdruk
Verhoogde oog(bol)druk of glaucoom is een afwijking waarbij de druk in het oog te hoog is. Te hoge oogdruk kan ontstaan wanneer de afvoer van het inwendige oogvocht verslechterd of wanneer er teveel oogvocht wordt aangemaakt. Een echte grens voor een te hoge oogdruk is niet goed te geven. Wat ongeveer als normaal wordt beschouwd is een oogdruk tussen 10 en 22. Maar iemand die jarenlang een oogdruk heeft gehad van bijvoorbeeld 12 en dan een oogdruk krijgt van 18, heeft in feite ook een te hoge oogdruk.
Wanneer de druk in het oog te hoog is kan dit resulteren in glaucoom. Hierbij worden door de te hoge oogdruk zenuwvezels aan de achterzijde van het oog 'afgeknepen', daar waar de optische zenuw het oog binnenkomt. De zenuwvezels zullen hierdoor afsterven, wat uiteindelijk zal resulteren in een steeds beperkter gezichtsveld en uiteindelijk blindheid. Eenmaal ontstane schade is blijvend en zal niet verbeteren na het verlagen van de oogdruk. De kans op een verhoogde oogdruk neemt toe boven de 40 jaar. Ook wanneer het in de familie vaker voorkomt is het risico groter. Verder kunnen medicijnen of de gezondheid ook invloed hebben.
Of iemand werkelijk glaucoom heeft, is niet alleen met het meten van de oogdruk te bepalen. Daarvoor is ook een onderzoek van het inwendige oog en een meting van het gezichtsveld nodig. De behandeling voor glaucoom bestaat over het algemeen uit 1 tot 2 per dag toepassen van oogdruppels. Soms kan operatief ingrijpen noodzakelijk zijn, wanneer de afvoer te veel 'verstopt' is.
Voor meer informatie kunt u ook terecht bij de Glaucoomvereniging


  Macula degeneratie
Macula degeneratie (MD) is een oogaandoening waardoor de gezichtsscherpte afneemt. Het is eigenlijk een verzameling oogaandoeningen die elk op zich schade aanrichten op dezelfde plek in het oog: de zogenaamde gele vlek, ofwel de macula lutea, kortweg macula. Deze macula is bepalend voor het scherpe, gedetailleerde zien. Wanneer hier dus problemen ontstaan, ontstaat er als het ware een gat in het gezichtsveld. De rest van het gezichtsveld blijft dan wel goed, maar heeft wel een veel lagere gezichtscherpte. Je ziet bijvoorbeeld de bus nog wel aankomen, maar je kunt niet meer zien waar de bus naar toe gaat. In het beginstadium worden er ook vervormingen in het centrale gezichtsveld waargenomen. De kozijnen van ramen en deuren lopen niet meer recht, maar zijn gebogen of vervormd. Dit effect is ook goed herkenbaar bij bijvoorbeeld ruitjespapier.
MD komt globaal gezien voor in twee vormen: de 'droge' en de 'natte' MD. Bij de 'droge' vorm (de meest voorkomende) wordt de fijne structuur van de macula aangetast. Meestal zijn beide ogen min of meer aangedaan maar het kan jaren duren voor de gezichtsscherpte wordt aangetast.
Bij de 'natte' vorm is er ook sprake van lekkende bloedvaatjes en vorming van nieuwe bloedvaten in het netvlies. Deze vorm van MD verloopt veel sneller, soms heel erg snel.
De diagnose MD zal veelal op grond van oogspiegelonderzoek worden gesteld. Vaak wordt ook nog een fluoresceïne-angiografie toegepast waarbij na het inspuiten van een contrasterende vloeistof in de arm, een serie foto's wordt gemaakt van het netvlies en/of wordt er een OCT-scan van het netvlies gemaakt. Op deze wijze is de aard en de mate van de MD heel goed te bepalen. Een echte behandeling die de oorzaak van het ziekteproces bestrijdt is er helaas niet. Met Lucentis-injecties is het tegenwoordig vaak mogelijk om de 'natte' MD te behandelen. Maar ook dan is een blijvend gunstig effect niet te garanderen.
Voor meer informatie kunt u ook terecht bij de Macula degeneratie vereniging. Informatie over de behandeling en werking van Lucentis kunt u hier vinden. Een informatief filmpje over de behandeling met Lucentis vindt u hier.


  Netvliesloslating
Een netvliesloslating (Ablatio Retinae) is een oogaandoening die jaarlijks bij 1 op de 10.000 mensen voorkomt. Dit kan op iedere leeftijd voorkomen, maar ontstaat vaker op gevorderde leeftijd, en met name bij mensen die wat sterker bijziend zijn of waarbij het in de familie vaker voorkomt. Ook kan een forse klap op het hoofd een netvliesloslating veroorzaken, al of niet vertraagd.
Een netvliesloslating kan veroorzaakt worden door scheurtjes of gaatjes in het netvlies die kunnen ontstaan door veranderingen in het glasachtig lichaam. Wanneer dit glasachtig lichaam met de toename van de leeftijd wat gaat krimpen, gaat dit trekken aan het netvlies waardoor deze scheurtjes of gaatjes kunnen ontstaan. Hierdoor kan er wat vloeistof achter het netvlies lekken, waardoor dit loskomt van de diepere lagen en niet meer kan functioneren.
Meestal gaat een netvliesloslating gepaard met het plotseling verschijnen van 'vlekjes' en lichtflitsen. Ook kan het beginnen met een plotselinge uitval van een gedeelte van het gezichtsveld of een (tijdelijk) verlies van het gezichtsvermogen omdat er bloed uit een lekkend bloedvaatje in het glasachtig lichaam lekt. Indien de netvliesloslating erg beperkt is, kan behandeling met laserstralen voldoende zijn. Hierbij wordt het netvlies aan de onderliggende lagen 'vastgelast' door het veroorzaken van verlittekening. Bij uitgebreidere netvliesloslatingen is operatief ingrijpen nodig.


  Links naar andere websites
- Fixatie Disparatie
- Kleurenblindheid (Nederlands)
- Kleurenblindheid (Engels)
- Glaucoomvereniging
- Macula degeneratie vereniging
- Nederlandse vereniging voor blinden en slechtzienden
- Het Digitale Ziekenhuis
- Medische startpagina
- Oogartsen.nl : uitgebreide informatie!
- Nederlands Oogheelkundig Gezelschap





© 2002-2011 Van Hout Optiek. All rights reserved.
Website realisatie: TheOptics.