"‘s Zomers, als de zon veel hoger staat dan 's winters, zijn deze UV-stralen zeker tien keer zo sterk"

Assortiment - UV-Straling

UV-Straling

De UV-straling wordt in het algemeen onderverdeeld in 3 golflengte gebieden:

UV-C (golflengte 200-280 nm)
Dit wordt geabsorbeerd door de ozonlaag. Door aantasting van deze ozonlaag kan meer van deze UV-C straling het aardoppervlak bereiken.

UV-B (golflengte 280-315 nm)
Deze straling wordt voor een klein deel door de ozonlaag geabsorbeerd. Het niet geabsorbeerde deel zal grotendeels door het hoornvlies van het oog geabsorbeerd worden, de rest door de ooglens. Overmatige blootstelling aan deze UV-B straling kan o.a. sneeuwblindheid en bindvliesontstekingen veroorzaken en kan een mogelijke oorzaak zijn van vroegtijdige staar.

UV-A (golflengte 315-400 nm)
Deze straling wordt voor een groot deel door het hoornvlies van het oog doorgelaten en geabsorbeerd door de ooglens. Bij jonge kinderen en bij tieners kan deze UV-A straling ook het netvlies bereiken waardoor het netvlies op termijn blijvend schade kan oplopen. Ook bij mensen die aan staar zijn geopereerd en waarbij de ooglens dus niet meer aanwezig is kan deze UV-A straling het netvlies bereiken.

De hoeveelheid UV-straling die de aarde bereikt hangt ook af van de zonhoogte. ‘s Zomers, als de zon veel hoger staat dan ’s winters, zijn deze UV-stralen zeker tien keer zo sterk. In de zomer bereikt de zon het hoogste punt om ongeveer half twee ’s middags en gemiddeld is dan de hoeveelheid UV-straling het grootst.
De hoeveelheid UV-straling is ook afhankelijk van de bewolking. Wolken houden niet alleen het zichtbare licht gedeeltelijk tegen, maar ook UV-stralen. In het algemeen geldt: hoe meer bewolking, hoe minder UV-stralen de aarde kan bereiken. Wolken weerkaatsen echter zelf ook licht en daardoor kan de hoeveelheid UV die de aarde bereikt ook bij een half bewolkte hemel sterk variëren. Ook stof in de atmosfeer kan UV tegenhouden en bij rustig warm weer, als zich veel vuil in de onderste lagen van de atmosfeer verzamelt, kan de hoeveelheid UV-stralen afnemen.
Bovendien weerkaatst UV tegen de grond. Gras reflecteert maar 1% van de UV-stralen, wit zand reflecteert 10%, water 20% en sneeuw reflecteert 80% van de UV-stralen. Dus in het laatste geval komen de UV-stralen niet alleen van boven, maar net zo hard van onderen. Vooral bij wintersport hoog in de bergen is een zonnebril dus noodzakelijk.




In de zomer bereikt de zon het hoogste punt om ongeveer half twee ’s middags en gemiddeld is dan de hoeveelheid UV-straling het grootst